Naar verluidt wil het er des avonds en ‘s nacht nog wel eens ruig aan toegaan op het Dorotheenstädtischer Friedhof in het voormalige Oost-Berlijn. Vooral tussen de zerken 73 en 86 is het flink hommeles. Dan wordt er stevig met keien gegooid naar elkaar; en als het geregend heeft met modder. En ook de zwerfkeitjes die door bewonderaars op het al puistige en morsige graniet zijn gelegd, verwisselen met enig regelmaat van graf.
Volgens omwonenden schudt Hegels zerk het meest van woede, en komt er met enige regelmaat een ondermaanse stem vanonder zijn steen richting 86 vandaan:
Herbert Marcuse verweert zich met verve, maar het moet gezegd, enigszins zwakjes…
En terwijl een platte kei terugzeilt…
“Ahum…..Ik heb toch die these, en antithese van je stellingen buitengewoon leuk met Freud tot een aardige…zeg maar… SYNTHESE….weten te voeren…
Ai… een inkoppertje!
”ZEG!, bespaar me je idiote grappen JAH, met je syntheses! En trouwens die Freud was een doldrieste cocaïnesnuiver met een hekel aan vrouwen. Dat zag je toch al van kilometers ver aankomen! En die hele dialectiek, dat heb ik zo nóóit gezegd met die theses en antithese! Leer lezen man!!!”
Hegel ontploft nu bijkans van woede en tracht onder zijn steen vandaan te komen…
“Oké oké oké…daar heb je een punt”, repliceert Marcuse en houdt het-te-werpen keitje nog even stilletjes achter zijn rug. “Maar das de schuld van Fichte, die heeft dat zo geformuleerd! En die ligt dáár, vijf rijen verder. Ga daar maar verhaal halen!”.
“FICHTE!?!
Die Fichte is een lafaard! Eerst mijn woorden verdraaien en dan een beetje onbereikbaar in het hoekje gaan liggen hier!
“Ja maar…ja maar…”
Een steentje spat kapot op de verkeerde zerk.
“Niks JA MAAR! Een beetje die rare hippies met je boekjes van de wijs brengen en dan nog ‘Weitermachen’ op je steen laten beitelen. Tis Godgeklaagd! Ga maar aan die Schinkel daar achter vragen oftie niet een nieuwe grafsteen voor je kan ontwerpen. Die heeft verstand van de ‘gepaste’ gebouwen op de ’gepaste’ plaatsen.”
Maar Herbert laat zich niet onbetuigd en gooit nog wat kolen op het vuur.
“Zeg Friedrich, weet je wat het met jou is jongen?! Jij lijdt aan scheidingsangst. Je hebt die Emmanuel Kant nooit los kunnen laten. Je zou het liefst hebben dat hij naast je lag. Maar - sarrend nu - Frie-dri-ch-jen …Man muss nur einmal… WEITERMACHEN! ‘…
AI Ai ai….
Hegels zerk dreigt nu werkelijk om te gaan.
“HEREN HEREN…heren…
“Ik lig hier voor mijn eeuwige rust ja, en als voormalig bondspresident ( Rau) van Duitsland als symbool voor eenheid. En nu ben ik alsnog in een soort Oost-West discours terecht gekomen. Wat is dat nu!? Kan ik wellicht iets voor u beiden betekenen?”
Even is het stil…
“JA, dien maar een verzoek in bij de begrafenisraad of die sukkel aan de overkant verplaatst kan worden. Ik kan hem niet meer zien!!! En trouwens, zeg ook maar tegen die zijige kunstenaar daar in de hoek, die Schadow die dat vierspan op de Brandenburger Tor gemaakt heeft, dat er echt NIKS aan verloren is dat Napoleon dat ding mee naar Parijs heeft genomen. Hadden ze het daar maar gehouden!”
Oei!
Dit begint uit de hand te lopen.
Stilletjes verlaat ik het kerkhof. Het knispert onder mijn voeten; en dat is niet alleen van het grind! Misschien kan Bertold Brecht – die ik in mijn ooghoek ontwaar - even een verzoenend muziekje inzetten. Nou ja verzoenend…?! Hij was ook nogal strijdlustig dacht ik, in zijn songteksten. Maar oké, zijn vrouw ligt er ook. En dat scheelt altijd een vrouw erbij. Altijd…
;-)
PJ Ooms Berlijn 21 september 2010